17 april 2006

Boek: Kartonnen Dozen, Tom Lanoye

Kartonnen Dozen is de eerste roman van Tom Lanoye die ik las en de kans is groot dat het niet bij deze ene blijft. Ik ben namelijk aangenaam verrast door de frisse schrijfstijl van deze Antwerpenaar.

Hij schrijft to the point en in zo’n bewoordingen dat het fris en humoristisch overkomt. De situaties die hij aanhaalt, zoals de info­avond voor de reis naar Zwitserland en het incident met de brandende frituurpan, zijn raak geschetst en bijgevolg zeer herkenbaar. Lanoye neemt je echt op sleeptouw in dit verhaal over zijn ontluikende homoseksualiteit, door de vele zijsprongen die hij maakt en de opmerkelijke personages die hij opvoert. Hij laat voldoende ruimte om zelf als lezer te fantaseren door niet alleen de naam van zijn geliefde maar ook die van enkele plaatsen te beperken tot hun beginletter. Je verbeelding wordt ook aangescherpt door de vele, zeer kleurrijke beschrijvingen van personages en situaties. Ondermeer zijn seksueel gestuntel met zijn platonische liefde Z. kan je je zo voor de geest halen.

Tegelijk is het méér dan zomaar een liefdesverhaal van een 150-tal pagina’s. Zo neemt hij het Vlaams-nationalisme door de jaren heen zeer treffend op de korrel en laat hij ook de concurrentiestrijd tussen de Christelijke & Socialistische Mutualiteiten niet onbehandeld. Zijn kritiek op het beleid van het katholiek onderwijs tijdens de 2e helft van de 20e eeuw tilt dit boek naar een hoger niveau, naast natuurlijk zijn onbegrensde woordenschat. Het gebeurde meer dan eens dat ik moest overschakelen naar één van de 3 delen van “De Dikke Van Dale” om de betekenis van een woord te achterhalen. Reconciliatie, degeneratie en sublimatie zijn maar een paar voorbeelden van de upgrade die mijn vocabularium heeft ondergaan.

Daarnaast heeft ook mijn algemene kennis een niet te onderschatten sprong voorwaarts gemaakt, bij het lezen van de verklaring van Guido Gezelles gedicht Dien Avond en die Rooze. Of na de opsomming van meesterwerken die in het 6e jaar de revue passeerden in het Kot, zoals het college waar Lanoye zijn vorming genoot, gemeenzaam werd genoemd.

Je merkt dat Lanoye bij het schrijven van dit stukje proza nog jong was, Kartonnen dozen is pas zijn tweede pennenvrucht, maar dat geeft het net zijn ietwat ondeugende toets. Bij het lezen kom je ook tot de vaststelling dat toen reeds duidelijk was dat de slagerszoon met een brilletje een grote meneer zou worden, zijn brief aan Z. op het einde van het boek is maar één indicatie daarvoor.

In het begin is niet heel duidelijk waarom het boek de titel draagt die het heeft, maar na een aantal tientallen pagina’s wordt duidelijk dat er geen betere mogelijkheid is dan Kartonnen Dozen, een verwijzing naar de archiefdozen, zowel echte als denkbeeldige, waarin hij zijn vele jeugdherinneringen heeft ondergebracht.

Of Lanoye ook daadwerkelijk alles heeft meegemaakt wat hij in zijn boek beschrijft, is voor mij niet echt duidelijk, maar dat stoort me ook helemaal niet. Het was heel aangenaam en verrijkend om lezen en meer kan je als lezer niet verwachten.