9 november 2004

Interview: Bert Decraene (VRT-journalist)

“Natuurlijk wil men de muur terug!”

Donderdag 9 november 1989. De dag waarop de Berlijnse Muur definitief viel en West- en Oost-Duitsland opnieuw herenigd werden. Het zou een historische gebeurtenis worden die veel meer betekende dan iedereen op dat moment voor mogelijk hield. Het luidde de val in van het communisme in het Oostblok en effende de weg naar een herenigd Europa, met de tien nieuwe EU-lidstaten als recent hoogtepunt. VRT-radiojournalist Bert Decraene volgde de communistische regimes al enkele jaren op de voet en was er als één van de allereerste Westerse journalisten bij, op die hectische dag in Berlijn.

Klopt het dat je een voorgevoel had dat de Muur ging vallen, want je was als één van de weinige buitenlandse journalisten al enkele dagen in Berlijn?
Ja wat is een voorgevoel hè! Maar het klopt inderdaad, en ik heb dat eigenlijk al een paar keer gehad. In journalistiek hangt veel af van het toeval en het geluk! Een week voor de val van de muur vroeg ik aan mijn baas of ik naar Oost-Berlijn mocht, omdat ik inderdaad het idee had dat er daar wel eens iets kon gebeuren. Ik had natuurlijk nooit vermoed dat de muur ging vallen. Er stond wel vanalles te gebeuren in Oost Europa, met Erich Honacker (de leider van de Duitse Democratische Republiek, nvdr.) die afgezet werd en de vele dagelijkse protestmanifestaties. En wie als journalist zoiets opvolgt, voelt dan ook wel wanneer er iets te gebeuren staat.

Hoe kijk je daar nu, 15 jaar later, op terug?
Het is natuurlijk fantastisch dat ik zoiets kon meemaken. Dat is zeker één van de voordelen aan journalist zijn, dat je op de eerste rij staat bij historische gebeurtenissen, ook al is dat dus vaak per toeval. Maar het deed me vooral iets omdat ik als jonge knaap begin de jaren ’60 ook al door Oost-Berlijn liep, toen de Muur net gebouwd was. Als je er dan natuurlijk ook bij bent, als hij zoveel jaar later wordt afgebroken, doet het je toch iets. Het is zeker één van de hoogtepunten uit mijn journalistieke carrière. Zeker ook omdat het toch een grote historische draagwijdte heeft gehad, met de val van het Sovjetregime kort erna. Ook al beseften we dat niet op dat moment.

Hoe werden de journalisten bekeken in Oost-Berlijn? Omdat die toch niet altijd overal even welkom zijn, vooral niet bij de overheid?
In het DDR-regime werd je als Westers journalist uiteraard gewantrouwd. Er bestond misschien wel een dossier van mij bij de Stasi (de Oost-Duitse geheime dienst), ik weet het niet! Maar anderzijds had je er toch een grote mate van vrijheid om te werken, omdat de toestand er eigenlijk vrij chaotisch was. Als radiojournalist bijvoorbeeld had ik het geluk om gebruik te kunnen maken van een inderhaast opgetrokken radiostudio van de Duitse Democratische Radio Omroep. Die mensen waren heel vriendelijk en hulpvaardig. Zeker ook omdat zij, nog meer dan mij, goed beseften dat het voorgoed voorbij was.

Het waren heel vreemde tijden. Zo kon je op de Alexanderplatz, in het centrum van Oost-Berlijn, rondlopen, en recht tegen de meesterspion Markus Wolf aanlopen, die daar eveneens gewoon rondliep, wat dus ook écht gebeurd is. Alle politici van de DDR liepen er in het wild rond, alsof ze voeling wilden houden met wat er zoal bij het gewone volk leefde. Er waren dagelijks protestmanifestaties en meetings waar de leiders uitgescholden werden voor alles wat lelijk was. Dat was dus eigenlijk wel heel boeiend om te werken als verslaggever.

Zoals je daarnet zelf zei, werkte je voor de radio. Is het dan niet moeilijker om die euforie en die speciale sfeer weer te geven? Want je kan enkel gesproken woord gebruiken?
Je kan woord gebruiken, maar ook geluidsfragmenten natuurlijk. Ik had toen al mijn bandopnemer mee en kon dus ook klankmateriaal naar Brussel doorsturen. Als radiojournalist heb je bovendien een grotere vorm van vrijheid tegenover de televisie. Sommigen ervaren radio als een ouderwets medium, maar dat vind ik helemaal niet. Ik werk liever voor de radio, omdat het ook een veel intiemer gevoel heeft.

Zo herinner ik me een stukje dat ik gemaakt had, de dag voor de val, waarin ik beschrijf hoe rond de Muur, aan Checkpoint Charlie, een hele massa bijeen was en helikopters van het Communistisch regime boven de massa cirkelden. Aan de West-Duitse kant waren ze aan het schreeuwen en het jouwen, en met mijn bandopnemer kon ik dat dus allemaal makkelijk overbrengen.

Heerste er toen geen erg duaal gevoel? Omdat ze enerzijds wel beseften dat het over was en afscheid namen, maar anderzijds ook wel erg benieuwd waren naar het beloofde West-Duitsland?
Ja, inderdaad ja. Er was natuurlijk onzekerheid en angst over wat de toekomst ging brengen. Ze hadden natuurlijk ook nooit gedacht dat het allemaal zo snel zou gaan. Want na een goed jaar was de éénmaking feitelijk rond en ze dachten waarschijnlijk dat ze wel wat tijd gingen krijgen om de maatschappij te hervormen en de Communistische Partij aan te passen aan de nieuwe situatie. Ik denk dat men er in het begin wel van uit ging dat het allemaal niet zo’n vaart zou lopen.

De eenmaking was na één jaar rond zeg je, maar toch hebben heel wat mensen het gevoel dat de Muur er nog steeds is tussen Oost en West, ook al is hij eigenlijk verdwenen?
Ja, vooral in de geesten van sommigen is hij nog steeds niet verdwenen, en dat zal ook nog wel even zou blijven.

Als we bijvoorbeeld kijken naar de werkloosheidscijfers is er nog altijd een opmerkelijk verschil tussen het oosten en het westen van Duitsland.
Als buitenstaander hebben we daar natuurlijk makkelijk oordelen over. Want het is toch wel een gigantische operatie geweest om de DDR, dat economisch en sociaal een heel stuk minder ontwikkeld was, in één klap te integreren. De Westerse regeringen hebben dat toch wel wat onderschat. Maar het was een unieke kans, een historische opportuniteit. Een typische nu-of-nooit situatie, want had men het niet gedaan, wie weet hoe Oost-Europa er vandaag de dag aan toe was. Toenmalig Bondskanselier Köhl heeft dan ook zijn kans gegrepen en de hervorming doorgevoerd. Maar ik denk dat we ons niet ten volle beseffen wat die éénmaking allemaal met zich meebracht. Een groot Vlaams industrieel, André Leysen, zei ooit dat er met de DDR maar één ding aan te vangen was: ‘Met een paar bulldozers alles platgooien en helemaal opnieuw beginnen.’ Het zegt veel over de toestand van de Oost-Duitse economie aan het eind van de jaren ’80.

Was het dan wel een goed idee om de Muur te doen vallen?
Zeker! Daar ben ik van overtuigd. Ik ken wel mensen en groepen die ooit gezegd hebben van ‘ze hadden die muur beter laten staan’ of ‘ze hadden hem nog hoger moeten maken in plaats van af te breken’ maar daar geloof ik geen snars van, daar sta ik absoluut niet achter.


Naar aanleiding van de 15e verjaardag van het herenigde Duitsland werd er een onderzoek uitgevoerd, en daaruit bleek dat een meerderheid van de Duitsers de Muur eigenlijk liever terug zouden hebben.
Natuurlijk willen velen hem terug. Want het is vooral een centenkwestie hé. Ze zien het dagelijks in hun portemonnee, en dan bekoelt de liefde voor het andere Duitsland uiteraard. De solidariteit met de medeburgers uit de vroegere DDR is zeker niet altijd zo groot als de regering gedacht had. En het is een feit dat de Duitse economie zich nog steeds niet hersteld heeft van de éénmaking, ze betalen er nog altijd een prijs voor onder de vorm van extra belastingen. Dat begint na een tijd door te wegen en dan komt er gemopper over het waarom van de zaak, en of het wel allemaal zo snel moest gebeuren, en of het wel juist gebeurd is en zo. Misschien ook wel voor een stukje terecht. Maar vanuit historische perspectief bekeken denk ik dat het eigenlijk niet anders kon, dat het de enige mogelijkheid was.

Er hebben toen ook veel mensen een stukje Muur meegenomen, er ontstond zelfs een hele handel in Muurstenen. Heb je zelf ook enkele brokken mee huiswaarts genomen?
Ik heb inderdaad zelf ook enkele stukken mee naar huis genomen, en die liggen daar nog altijd, ik heb ze nog steeds niet verkocht. Ik ben nog steeds aan het wachten op een hoog bod! (lacht) Ik heb van beide zijden van de muur enkele stukken liggen. Want de westkant was helemaal beschildert met graffiti en opschriften en dergelijke. Terwijl de oostkant zo kaal was als maar kon, omdat je er simpelweg niet aan kon. Voor de muur was er namelijk prikkeldraad gespannen en was er een strook niemandsland vol met mijnen en wachtposten, een immens verschil dus. Maar toen de Muur uiteindelijk viel, was er inderdaad wel veel te doen rond het afkappen ervan. De lokale bevolking leende hamertjes uit aan de toeristen die een stukje wilden meenemen, en ik heb dus ook eigenhandig enkele stukjes eruitgekapt!

Aan het begin van het interview zei je dat journalistiek leeft van het toeval, kan je zo nog enkele voorbeelden geven van hoe het lot je gunstig gezind was?
Ja, er zijn nog wel enkele zaken, de ontploffing van de kerncentrale in Tsjernobil (Oekraïne) bijvoorbeeld, aan het begin van mijn carrière in 1987. Het was namelijk de bedoeling om naar Moskou te reizen om daar Gorbatsjov te aanhoren, maar het was een goedkope vlucht die een ommetje maakte langs Leningrad, wat relatief dicht bij de Oekraïense grens ligt. Toen we daar aankwamen kreeg ik echter het bericht dat er een kernreactor was ontploft en toen ben ik uiteraard zo snel mogelijk naar Oekraïne gereisd.

Een ander voorbeeld, is dat van mijn toenmalige collega Liesbeth Walkiers. Zij was net op vakantie in Portugal, toen daar de Anjerrevolutie uitbarstte, waardoor ze er natuurlijk meteen verslag kon over uitbrengen. En zo zijn er nog wel enkele voorbeelden, maar dat maakt journalistiek nu net zo boeiend, dat je oog in oog komt te staan met de geschiedenis.

Geen opmerkingen: